Een vogelvriendelijke tuin het jaar rond? Dit zijn de vijf V’s!

1. Verblijfplaats

• Hagen en struiken: Een (stekelige) haag van meidoorn, liguster of haagbeuk biedt dekking, beschutting én vaak nestgelegenheid.
• Klimplanten: Klimop blijft ’s winters groen en is een ideale schuilplaats. Bovendien bloeit hij laat in het jaar, wat insecten (en dus voedsel) oplevert. Vanaf februari vormen de zaden een vogellekkernij.
• Nestkasten: Hang verschillende types nestkastjes op: een kastje met kleine opening voor koolmezen, een ‘flat’ voor mussen. Hang ze op rustige plekken, uit de volle zon en beschut tegen regen.

2. Verbinding

• Hagen als snelwegen: Hagen of een afsluiting met klimmers bieden vogels een veilige route. Zet ook een klimmer tegen je huis!
• Van boom naar boom: Zorg dat bomen en struiken niet te ver uit elkaar staan, zodat vogels van de ene naar de andere kunnen vliegen zonder grote open ruimtes te moeten oversteken.
• Groene buren: Motiveer je buren om jouw voorbeeld te volgen. Een haag die doorloopt in hun tuin is voor een merel of heggenmus goud waard.

3. Voedsel

• Lente: Oudervogels zoals mezen hebben veel insecten, rupsen en wormen nodig om hun jongen groot te brengen. (Inheemse) bloemen die veel insecten aantrekken zijn o.a. margrieten, korenbloem en duizendblad. Wilg en sporkehout zorgen al heel vroeg voor insectenvoer.
• Zomer: Laat uitgebloeide zonnebloemen, teunisbloem en kaardenbol staan. Putters, pimpelmezen en groenlingen zijn dol op de zaden.
• Herfst: Bessenstruiken zoals lijsterbes, vuurdoorn, meidoorn, bramen, rozen, en ook klimop en fruitbomen zijn onmisbaar. Daarmee bouwen vogels een suikerreserve voor de winter of voor hun trek naar het zuiden.
• Winter: Zonnebloemen, klimopbessen en sierappeltjes bieden natuurlijke winterkost. Extra voederhuisjes met zaad, vetbollen of pinda’s helpen vogels tegen de koude. Merel en roodborst scharrelen dolgraag in de composthoop op zoek naar wormen, insecten en kevers.

4. Veiligheid

• Katten op afstand: Hang nestkastjes en voedertafels hoog genoeg en niet vlak bij een dichte struik, waar katten zich kunnen verschuilen.
• Ramen: Grote glaspartijen kunnen funest zijn. Plak raamstickers of gebruik dunne lijntjes op het glas om botsingen te voorkomen.
• Schuilplaatsen: Dichte struiken of coniferen bieden beschutting tegen roofvogels en slecht weer.
• Vluchtplek: Een boom of struik bij het voederhuisje geeft vogels een gevoel van veiligheid.

5. Variatie

• Hoogteverschillen: Combineer bomen, middelgrote struiken met vaste planten en bodembedekkers. In die verschillende lagen vinden vogels elk hun favoriete plekje.
• Water: Een vijvertje of vogelbad is een absolute must. Vogels komen er drinken en badderen.
• Plantensoorten: Kies een mix van zoveel mogelijk inheemse planten die bloeien en vruchten geven in verschillende seizoenen.

Een tuin met een appelboom (voor bloesems én vruchten), een gemengde haag met o.a. meidoorn, vaste planten zoals zonnehoed en asters, en een klein vijvertje, vormt een paradijs voor merels, mezen, mussen, vinken en roodborstjes.